Hoger onderwijs minder toegankelijk voor mensen met beperking
Meer dan de helft van alle Nederlanders onder de 45 jaar heeft hoger onderwijs gevolgd. Maar het onderwijs blijkt minder toegankelijk voor studenten met een fysieke, psychische of zintuiglijke aandoening. Onder die laatste groep vallen bijvoorbeeld dove en blinde studenten. Van de mensen die nergens last van hebben, heeft 54 procent een studie in het hbo of wo gevolgd en uiteindelijk heeft 41 procent van hen daadwerkelijk het diploma behaald. Onder mensen met een beperking begon 48 procent aan een studie, van wie 36 procent de eindstreep haalde.
Kloof
Er zit dus een kloof van zo’n vijf procent tussen mensen met en zonder aandoeningen. Dit blijkt uit een rapport van het CBS ten behoeve van de monitoring van het VN-verdrag handicap. Het gaat hierbij om chronische of langdurige aandoeningen. Het CBS maakt ook een onderscheid tussen lichamelijke, psychische en zintuiglijke aandoeningen. Bij lichamelijke aandoeningen is het patroon al zichtbaar: een iets kleiner deel gaat studeren. Maar wie bijvoorbeeld blind of doof is, maakt veel minder kans op een diploma in het hoger onderwijs. Slechts 29 procent van hen studeert af. Onder mensen met een psychische aandoening is dat nauwelijks hoger.
VN-verdrag
Nederland heeft in 2016 het VN-verdrag handicap geratificeerd. Het College voor de Rechten van de Mens monitort de uitvoering van het verdrag. Daarvoor maakt het college gebruik van kwantitatieve indicatoren, waaronder deze over de toegankelijkheid van het hoger onderwijs. Zo’n twee miljoen mensen in Nederland hebben een beperking. Het verdrag moet ervoor zorgen dat de maatschappij geen onnodige hindernissen voor hen opwerpt. De landen zouden bijvoorbeeld moeten zorgen dat het onderwijs voldoende toegankelijk is.
Het is de derde keer dat het CBS de cijfers op een rij heeft gezet. Eerder gebeurde dat in 2012 en 2016. De huidige cijfers betreffen het jaar 2020.